Deel van Nieuw-Crooswijk kan nog jaren mee
Inge Pranger
ROTTERDAM -
“Kijk, dit vind ik een monument”, zegt architect Wim van Es, oud-directeur
volkshuisvesting en stadsvernieuwing van de gemeente Rotterdam. De woningen
in de Kerkhofstraat in Nieuw-Crooswijk zijn gebouwd begin jaren twintig en
ontworpen door architect Jos Klijnen. Absurd vindt Van Es het dat van de 2100
woningen er straks 1800 tegen de vlakte gaan.
Dit
huizenblok van Jos Klijnen, wijst Van Es, heeft eind jaren tachtig een
‘middenniveaurenovatie’ ondergaan voor zo’n 70.000 tot 80.000 gulden
per woning. “Die zouden gerestaureerd kunnen worden op hoog niveau. Voeg
plattegronden samen en verkoop ze aan mensen met hogere inkomens om meer
kapitaalkracht in de wijk te krijgen”, geeft Van Es een alternatief voor
het grootschalige sloopplan van de Ontwikkelingscombinatie Nieuw Crooswijk
(OCNC).
Het
huizenblok aan de andere kant van de Kerkhofstraat is op hoog niveau gerenoveerd.
“Je ziet ’t er aan de buitenkant niet van af met de plastic raamkozijnen
en de smoezelige witte dakdozen, maar de plattegronden zijn goed. Deze
woningen gaan nog makkelijk twintig jaar mee, dan haal je ze weg.”
Sinds
de architect in ruste en voormalig stadsvernieuwingsambtenaar in de jaren
zeventig en tachtig vorig jaar september werd uitgenodigd door het
Architectuur Instituut Rotterdam om wat tegengas te geven tijdens een debat
over de herstructurering in Nieuw-Crooswijk, laat de op handen zijnde sloop
van de oude volkswijk hem niet meer los.
“Ik
wist niet wat ik zag”, schetst hij zijn eerste reactie op het plan dat hij
op zich “mooi” vindt, “maar dan voor in een open weiland, of op de
Maasvlakte”. “Het is zeker niet geschikt voor een wijk met zo’n cultuurhistorische
waarde als Nieuw-Crooswijk.” Bij een kwart sloop kan Van Es zich nog iets
voorstellen, “maar alles weg...”
“Hier
staan blokken die behoren tot de eerste generatie Woningwetwoningen, gebouwd
tussen 1913 en 1935. Voor het eerst werd nagedacht over gezondere stedenbouw.
NV-achtige stichtingen, ontstaan uit particuliere initiatieven van captains of
industry, havenbaronnen of geldbedrijven experimenteerden met moderne
woningbouw. Het waren een soort bouwmaatschappijen, voorlopers van de
huidige woningbouwcorporaties die de arbeidersklasse aan betere huizen
wilden helpen met een zo laag mogelijke huur. De werkgevers realiseerden zich
dat zij meer hadden aan gezonde arbeiders. Het inwonertal van Rotterdam lag
net als nu rond de 600.000, hoewel gehuisvest in slechts zo’n 170.000
woningen. De stad was overvol, het krioelde van de mensen en het
besmettingsgevaar op ziektes was groot. Technisch betere huizen in ruimere
straten moesten dat voorkomen.” En nog steeds zijn volgens Van Es veel van
deze woningen, ontworpen door bekende architecten als De Roos, Klijnen,
Overeijnder of Granpré Molière in technisch goede staat.
Toch
denkt de Rotterdamse gemeenteraad daar heel anders over en heeft het begin
deze maand ingestemd (33 voor en 7 tegen) met het Masterplan Nieuw-Crooswijk
van de OCNC, bestaande uit het Woningbedrijf Rotterdam (WBR) en de
ontwikkelaars Proper Stok en Era Bouw.
Zo’n
250 bewoners togen naar het stadhuis, maar het mocht niet baten, evenals de
brief van de Commissie van Wijzen aan de raadsleden waarvan Van Es medeondertekenaar
is, net als prof.ing. A. Thomsen, die met zijn onderzoek naar sloopplannen van
corporaties vorig jaar concludeerde dat die leiden tot woningnood onder mensen
met een laag inkomen.
In de
brief pleiten zeven deskundigen op het gebied van stedenbouw, volkshuisvesting
en stadsvernieuwing om uitstel van de besluitvorming, totdat er meer en
beter onderzoek beschikbaar is naar de cultuurhistorische waarde van de
woningen, onder andere omdat het een tamelijk unieke Rotterdamse versie van de
Amsterdamse School betreft. Zij onderschrijven het standpunt van de
Federatie Bewonerscomités Nieuw-Crooswijk (FBNC) dat een gedifferentieerdere
aanpak mogelijk is: ‘Sloop waar nodig, en renoveren waar mogelijk’.
Genoeg
Maar
onderzoek heeft volgens verantwoordelijk wethouder Bolsius genoeg plaatsgevonden.
Volgens de beschrijving in het herstructureringsplan van het Rotterdamse
ontwerpbureau West 8, zijn “de woningen zelf kwalitatief slecht. De (bouwkundige-)
staat laat te wensen over, evenals de grootte van de woningen.” De woningen
hebben volgens West 8 weinig toekomstwaarde. De huidige stratenstructuur
is onduidelijk en geeft een gevoel van opgeslotenheid. Het nieuwe
Nieuw-Crooswijk moet een echte ruim opgezette middenstandswijk worden,
waar vooral de gezinnen met kinderen zich thuis kunnen voelen. De stratenstructuur
van de nieuwe wijk staat haaks op de huidige verkavelingsrichting. Alleen de
twee elkaar kruisende hoofdaders blijven liggen waar ze liggen. Omdat
verschillende rooilijnen een aantal meters moeten worden verplaatst om de
nieuwe lanen op een vanzelfsprekende manier in elkaar te laten overlopen, moet
bestaande bebouwing wijken.
“Volstrekt
onnodig en ontzettend suf’, vindt Van Es terwijl hij wijst naar het portiekgebouw
aan de Kerkhoflaan. “Mankeert niets aan, maar omdat de nieuwe rooilijn 10
meter opschuift, moet het weg.” Hij vermoedt andere redenen die meespelen
bij de rigoureuze sloopplannen.
Het
WBR, in het bezit van 95 procent van de woningvoorraad, die in de jaren
tachtig in het kader van een ruilverkaveling werd overgedragen aan de vroegere
gemeentelijke woningbouwcorporatie heeft volgens hem simpelweg geen
zin meer in beheer van die voorraad.
Het
predikaat klein, benauwd, donker en vervallen dat het WBR geeft aan de
woningen, gaat, vindt Van Es, maar op voor een gedeelte van de wijk. “Toch
op z’n minst een pittoresk buurtje”, beoordeelt hij het Wandeloordgebied,
gelegen in de vroegere reserveboezem voor opslag van water, dat door de
ligging veel vertelt over de ontginningsgeschiedenis van Rotterdam.
Matig
“Eigenlijk
heel jammer dat het WBR de woningen hier maar matig heeft gerenoveerd. Door
achterstallig onderhoud zien ze er vrij schunnig uit. Het WBR is dus zelf de
oorzaak van de huidige staat van de woningen. “ Een andere belangrijke reden
achter de sloopplannen is volgens Van Es de bevolkingspolitiek die wordt
bedreven. De plannen passen precies in het spreidingsbeleid van het
Rotterdam-Zet-Door van Leefbaar Rotterdam, dat vindt dat de voorraad sociale
woningbouw in de volkswijken drastisch moet verminderen, “en daarmee de
buitenlandse bewoners in die huizen”, vermoedt Van Es. “Politici willen
het niet horen, maar als je ze onder vier ogen spreekt, geven ze het toe.”
In
Nieuw-Crooswijk is 63 procent van de bevolking buitenlander. “Wanneer ze op
zo’n rigoureuze manier de wijk uit moeten, voed je terroristen op”, zegt
Van Es. Ook al was Nieuw-Crooswijk in het verleden faliekant tegen de komst
van buitenlanders, nu wordt vrij harmonieus samengeleefd”, weet de
architect.
Na
het besluit van de gemeenteraad, is het volgens Van Es nu een race tegen de
klok. Het FBNC telt inmiddels zo’n duizend deelnemers en het aantal groeit
dagelijks. Is per woonblok meer dan 30 procent van de bewoners tegen sloop,
dan moet de rechter zich over de plannen uitspreken. Als eerste op de
slooplijst staat het Klein Trapezium, begin 2006, een woongebouw dat volgens
de architect nog makkelijk honderd jaar meekan. Van Es: “Op alle manieren
proberen we het ruimtelijke-ordeningsproces te vertragen. Hopelijk lukt het de
plannen over de komende gemeenteraadsverkiezingen heen te tillen en is de
samenstelling van de Rotterdamse raad dan heel anders.”