Cobouw, 18 februari 2005

 

Deel van Nieuw-Crooswijk kan nog jaren mee

Inge Pranger

ROTTERDAM - “Kijk, dit vind ik een monument”, zegt architect Wim van Es, oud-directeur volkshuisvesting en stadsvernieuwing van de gemeente Rotterdam. De woningen in de Kerk­hof­straat in Nieuw-Crooswijk zijn gebouwd begin jaren twintig en ontworpen door architect Jos Klijnen. Absurd vindt Van Es het dat van de 2100 woningen er straks 1800 tegen de vlakte gaan. 

Dit huizenblok van Jos Klijnen, wijst Van Es, heeft eind jaren tachtig een ‘midden­niveau­renovatie’ ondergaan voor zo’n 70.000 tot 80.000 gulden per woning. “Die zouden gerestau­reerd kunnen worden op hoog niveau. Voeg plattegronden samen en verkoop ze aan mensen met hogere inkomens om meer kapitaalkracht in de wijk te krijgen”, geeft Van Es een alter­natief voor het grootschalige sloopplan van de Ontwikkelings­combinatie Nieuw Croos­wijk (OCNC).
     
Het huizenblok aan de andere kant van de Kerkhofstraat is op hoog niveau gereno­veerd. “Je ziet ’t er aan de buitenkant niet van af met de plastic raamkozijnen en de smoezelige witte dakdozen, maar de plattegronden zijn goed. Deze woningen gaan nog makkelijk twintig jaar mee, dan haal je ze weg.”
     
Sinds de architect in ruste en voormalig stadsvernieuwingsambtenaar in de jaren zeventig en tachtig vorig jaar september werd uitgenodigd door het Architectuur Instituut Rotterdam om wat tegengas te geven tijdens een debat over de herstructurering in Nieuw-Crooswijk, laat de op handen zijnde sloop van de oude volkswijk hem niet meer los. 
     
“Ik wist niet wat ik zag”, schetst hij zijn eerste reactie op het plan dat hij op zich “mooi” vindt, “maar dan voor in een open weiland, of op de Maasvlakte”. “Het is zeker niet geschikt voor een wijk met zo’n cultuur­historische waarde als Nieuw-Crooswijk.” Bij een kwart sloop kan Van Es zich nog iets voorstellen, “maar alles weg...”
     
“Hier staan blokken die behoren tot de eerste generatie Woningwetwoningen, gebouwd tussen 1913 en 1935. Voor het eerst werd nagedacht over gezondere steden­bouw. NV-achtige stichtingen, ontstaan uit particuliere initiatieven van captains of industry, havenbaronnen of geldbedrijven experimenteerden met moderne woningbouw. Het waren een soort bouw­maat­schappijen, voorlopers van de huidige woning­bouw­corporaties die de arbeidersklasse aan betere huizen wilden helpen met een zo laag mogelijke huur. De werkgevers realiseerden zich dat zij meer hadden aan gezonde arbeiders. Het inwonertal van Rotterdam lag net als nu rond de 600.000, hoewel gehuis­vest in slechts zo’n 170.000 woningen. De stad was overvol, het krioelde van de mensen en het besmettingsgevaar op ziektes was groot. Technisch betere huizen in ruimere straten moesten dat voorkomen.” En nog steeds zijn volgens Van Es veel van deze woningen, ontworpen door bekende architecten als De Roos, Klijnen, Overeijnder of Granpré Molière in technisch goede staat. 
     
Toch denkt de Rotterdamse gemeente­raad daar heel anders over en heeft het begin deze maand ingestemd (33 voor en 7 tegen) met het Masterplan Nieuw-Crooswijk van de OCNC, bestaande uit het Woningbedrijf Rotterdam (WBR) en de ontwikkelaars Proper Stok en Era Bouw. 
     
Zo’n 250 bewoners togen naar het stad­huis, maar het mocht niet baten, evenals de brief van de Commissie van Wijzen aan de raadsleden waarvan Van Es mede­onder­tekenaar is, net als prof.ing. A. Thomsen, die met zijn onderzoek naar sloopplannen van corporaties vorig jaar concludeerde dat die leiden tot woningnood onder mensen met een laag inkomen. 
     
In de brief pleiten zeven deskundigen op het gebied van stedenbouw, volks­huis­vesting en stadsvernieuwing om uitstel van de besluit­vorming, totdat er meer en beter onderzoek beschik­baar is naar de cultuurhistorische waarde van de woningen, onder andere omdat het een tamelijk unieke Rotterdamse versie van de Amsterdamse School betreft. Zij onder­schrijven het standpunt van de Federatie Bewonerscomités Nieuw-Crooswijk (FBNC) dat een gedifferentieerdere aanpak mogelijk is: ‘Sloop waar nodig, en renoveren waar mogelijk’. 

Genoeg

Maar onderzoek heeft volgens verantwoordelijk wethouder Bolsius genoeg plaats­gevonden. Volgens de beschrijving in het herstructureringsplan van het Rotterdamse ontwerpbureau West 8, zijn “de woningen zelf kwalitatief slecht. De (bouwkundige-) staat laat te wensen over, evenals de grootte van de woningen.” De woningen hebben volgens West 8 weinig toekomstwaarde. De huidige stratenstructuur is onduidelijk en geeft een gevoel van opge­sloten­heid. Het nieuwe Nieuw-Crooswijk moet een echte ruim opgezette midden­stands­wijk worden, waar vooral de gezinnen met kinderen zich thuis kunnen voelen. De straten­structuur van de nieuwe wijk staat haaks op de huidige verkavelings­richting. Alleen de twee elkaar kruisende hoofdaders blijven liggen waar ze liggen. Omdat verschillende rooilijnen een aantal meters moeten worden verplaatst om de nieuwe lanen op een vanzelfsprekende manier in elkaar te laten overlopen, moet bestaande bebouwing wijken.
     
“Volstrekt onnodig en ontzettend suf’, vindt Van Es terwijl hij wijst naar het portiek­gebouw aan de Kerkhoflaan. “Mankeert niets aan, maar omdat de nieuwe rooilijn 10 meter opschuift, moet het weg.” Hij vermoedt andere redenen die meespelen bij de rigoureuze sloop­plannen.
     
Het WBR, in het bezit van 95 procent van de woningvoorraad, die in de jaren tachtig in het kader van een ruilverkaveling werd overgedragen aan de vroegere gemeen­te­lijke woning­bouw­corporatie heeft volgens hem simpelweg geen zin meer in beheer van die voorraad.
     
Het predikaat klein, benauwd, donker en vervallen dat het WBR geeft aan de woningen, gaat, vindt Van Es, maar op voor een gedeelte van de wijk. “Toch op z’n minst een pittoresk buurtje”, beoordeelt hij het Wandeloordgebied, gelegen in de vroegere reserveboezem voor opslag van water, dat door de ligging veel vertelt over de ontginningsgeschiedenis van Rotterdam. 

Matig

“Eigenlijk heel jammer dat het WBR de woningen hier maar matig heeft gerenoveerd. Door achterstallig onderhoud zien ze er vrij schunnig uit. Het WBR is dus zelf de oorzaak van de huidige staat van de woningen. “ Een andere belangrijke reden achter de sloopplannen is volgens Van Es de bevolkingspolitiek die wordt bedreven. De plannen passen precies in het spreidingsbeleid van het Rotterdam-Zet-Door van Leefbaar Rotterdam, dat vindt dat de voorraad sociale woningbouw in de volkswijken drastisch moet verminderen, “en daarmee de buitenlandse bewoners in die huizen”, vermoedt Van Es. “Politici willen het niet horen, maar als je ze onder vier ogen spreekt, geven ze het toe.”
     
In Nieuw-Crooswijk is 63 procent van de bevolking buitenlander. “Wanneer ze op zo’n rigoureuze manier de wijk uit moeten, voed je terroristen op”, zegt Van Es. Ook al was Nieuw-Crooswijk in het verleden faliekant tegen de komst van buitenlanders, nu wordt vrij harmonieus samengeleefd”, weet de architect. 
     
Na het besluit van de gemeenteraad, is het volgens Van Es nu een race tegen de klok. Het FBNC telt inmiddels zo’n duizend deelnemers en het aantal groeit dagelijks. Is per woonblok meer dan 30 procent van de bewoners tegen sloop, dan moet de rechter zich over de plannen uitspreken. Als eerste op de slooplijst staat het Klein Trapezium, begin 2006, een woon­gebouw dat volgens de architect nog makkelijk honderd jaar meekan. Van Es: “Op alle manieren proberen we het ruimtelijke-ordeningsproces te vertragen. Hopelijk lukt het de plannen over de komende gemeenteraadsverkiezingen heen te tillen en is de samenstelling van de Rotterdamse raad dan heel anders.”

 

  

 

Federatie Bewonerscomités Nieuw Crooswijk